Marokko: drie koningssteden en het Atlasgebergte

Marrakech
Vanaf vliegveld Weeze, waar het koud en druilerig is, vliegen we in een paar uur naar Marrakech, de eerste van de drie koningssteden die we willen bezoeken. Het schiet er niet erg op bij de paspoortcontrole. Het voordeel was dat we niet hoefden te wachten totdat de bagage er was!
Met een oude taxi gaan we naar de medina, en genieten van de warmte en de chaos op de weg: brommers, ezelkarren, propvolle vrachtauto's en – dichter bij het centrum - paard-en-wagens met toeristen erin. We rijden langs olijfboomgaarden en passeren de lange, terracottakleurige stadsmuur. Langs de kant van de weg staan sinaasappelbomen, waarvan het bladerdak in een kubusvorm is geknipt.
We worden bij een doodlopende weg afgezet: het hotelletje dat ik via internet heb geboekt is slechts te voet bereikbaar. Pas na lang zoeken en veel vragen vinden we via een stenen poort - in een wirwar van steegjes - de grote bruine toegangsdeur van ons ‘riad'. 



Een zwarte vogel hipt rond over de vochtige keien, waarop nooit de zon schijnt. Een magere kat scharrelt rond. Het ruikt er naar kattenbak. We bellen aan en een stralende Marokkaanse vrouw doet open. We zijn op de goede plek. Vanaf het dakterras, met een piepklein zwembad dat er op internet wat rianter uitzag, hebben we uitzicht op gele, roze en terracotta gekleurde huizen.
Eerst de boel maar eens verkennen in de stad. We lopen door ‘ons' straatje, Fhal Zefriti, met tientallen kleine winkels. Er hangen gekleurde plastic tassen, sjaals en lange jurken onder een afdak. Grote jutezakken boordevol kruiden staan voor een schap. Een vrouw met hoofddoek bakt grote dunne pannenkoeken op een hete metalen plaat. Bij een metaalhandel staan rollen gaas en steekkarretjes voor de deur en er hangen stalen wielen en dikke kettingen aan een haak. Ernaast staat een vitrinekast met moderne mobiele telefoons. Er lopen mannen rond in lange witte of bruine gewaden met capuchon. Een oude man met een strohoed doet een dutje achterop zijn ezelkar.

Jemaa el-Fna plein overdag
Om de hoek is het uitgestrekte Jemaa el-Fna plein. 's Ochtends vroeg worden de vieze stenen schoongespoten. Het ruikt op sommige plekken naar rottend fruit en urine. Er zijn diverse café-restaurants en hotels, met ieder een eigen ‘Terrasse panoramique'. Over de reling op sommige daken hangen grote rechthoekige tapijten, die te koop worden aangeboden als ‘Cadeau Berbère'. Schoenpoetsers zitten op een rij te wachten op hun klanten. Er zijn acrobaten, die vanuit stand salto's maken en op elkaars schouders gaan staan. Slangenbezweerders zitten op een kleedje onder grote, groene parasols op een metalen blaasinstrument te blazen. Ze bewegen hun fluit heen-en-weer voor de kop van de brilslangen, die uit lage mandjes omhoog komen. 
Andere mannen zitten er bij en slaan op trommels en tamboerijnen, of zitten met een slang als een touw opgerold in hun hand. 



Je mag tegen betaling foto's van de dieren maken! Dat geldt ook voor een paar makaken, die aan lange kettingen vastzitten en tegen de benen van hun baas proberen op te klimmen. 
Er wordt veel gebedeld door jonge moeders met baby en door oude vrouwen, die aan je mouw trekken als je ergens staat te kijken. Een man zit op de grond, met vóór zich een uil en een valk, beiden aan een touwtje, en een stapel kaartjes om zich heen. Er staat een man aan een tafeltje, dat vol ligt met kiezen en delen van gebitten. Je kunt zogenaamd een kies laten trekken en ook daar een betaalde foto van laten maken. 



Kleine jongens verkopen houten slangen, die ze vlak voor je neus laten kronkelen. Op de tegels liggen allerhande souvenirs uitgespreid over een laken. Er staan diverse kramen met stapels sinaasappels en limoenen, waar je voor 3 of 4 dirham heerlijk vers sap kunt kopen. Pezige mannen versjouwen stapels dozen en bagage met hun handkarren. Een ezel staat geparkeerd, met een grote zak stenen aan de kar als anker. Het dier blijft doodstil staan. Gesluierde vrouwen proberen vrouwelijke toeristen over te halen om met henna allerlei figuren op handen en armen te laten aanbrengen. Er zijn stalletjes met dadels, vijgen en gedroogde abrikozen. 



Mannen met lange rode en blauwe gewaden en grote hoeden met kwastjes en belletjes lopen met trommels en ratels over het plein en willen graag – maar dan wel tegen betaling – worden gefotografeerd.
Aan de rand van het Jemaa el-Fna plein staan paard-en-wagens in een lange rij te wachten op toeristen, die het niet erg vinden om op die manier de stad willen verkennen. We lopen een rondje om de fraaie Koutoubia-moskee. De vorm van de imposante minaret doet me denken aan de Brandaris op Terschelling. Naast de moskee worden filmopnames gemaakt, waar tientallen Marokkanen naar staan te kijken.
 
De souks
We lopen naar de souks en worden meteen overal aangeklampt. Ergens langer dan een seconde naar kijken lijkt te betekenen dat je ook daadwerkelijk tot aankoop wilt overgaan. Er is dan ook veel te koop: leren tassen, metalen lampen, kleden, tapijten, puntschoenen, rieten manden, schalen van aardewerk, telefoons, doosjes thee en felgekleurde kruiden, die in blikken bussen in een hoge kegelvorm worden geëtaleerd. Er zijn kleine kapperszaken, waar mannen zich laten knippen en scheren. Een man met een lange zwarte baard, en gekleed in een bebloede witte jas, hakt ondefinieerbare stukken vlees in mootjes. 



Bij de ingang van een winkel staat een zwarte kooi vol met kleine schildpadden. Een verkoper smeert de dames lekker geurende, maar peperdure zeepjes aan. Er wordt muntthee geschonken in de vele restaurants. 
We lopen van de ene steeg naar de andere, via hoge stenen poorten. Sommige poorten zijn fraai bewerkt. Voor de ingang zitten vrouwen met hoofddoek op lage houten kistjes. Een man houdt in elke hand vier grote, bruine levende kippen aan de poten vast. Bij een plein staat een aantal handkarren in het gelid, met mannen die naast of op hun kar wachten op klandizie. Een vrouw, gekleed in een lang grijs gewaad en met een zwarte doek voor haar gezicht, verkoopt kokoskoeken. Bij een aantal reiswinkeltjes informeren we naar de prijs van een tweedaagse tocht naar Zagora en regelen het ter plekke bij één van hen. Even later drinken we wat frisdrank op één van de terrassen met geweldig uitzicht op het plein. 

Jemaa el-Fna plein ‘s avonds
's Avonds verandert een deel van het Jemaa el-Fna plein in één groot openluchtrestaurant. Tientallen kramen, voorzien van een nummer, worden - compleet met banken en stoelen – op hun plaats gereden. Als het donker wordt, gaan de felle lampen aan. Vette rookwalmen stijgen omhoog van de vele grills. Bij elke kraam zijn er jonge mannen, die de langslopende toeristen proberen binnen te loodsen. Als dat lukt, worden de nieuwe gasten onder luid applaus van het personeel naar hun plaats gebracht. 



Er liggen schalen vol gehakt, lamsvlees, vleesspiesen, stukken inktvis, garnalen, sardientjes, kippenbouten, couscous, rijst, frites, stukjes tomaat en komkommer, gebakken vis, en allerlei soorten groente. Vrouwen met een baby op de rug verkopen voor een paar dirham pakjes papieren zakdoekjes. Er staan borden met schapen- en geitenkoppen, die donkerbruin liggen te walmen. Bij de maaltijd wordt water en frisdrank geserveerd. Het eten dat overblijft wordt door kleine kinderen van de tafels gegrist en rennend opgegeten. Er zijn kramen waar kokendhete thee wordt geschonken, sterk geurend naar speculaas. De brokkelige koeken, die erbij worden geserveerd, hebben dezelfde smaak. Op andere delen van het plein wordt door mannen gezongen en gedanst. De mannelijke toeschouwers, die er in een vierkant om heen zitten, klappen en zingen enthousiast mee. Een oude man gaat met de pet rond, terwijl hij niet eens bij de groep hoort.
 
Van Marrakech naar Zagora
Met een minibus rijden we via Ouarzazate naar Zagora, een trip van bijna 400 kilometer. Bij Zagora zullen we een ritje op een kameel maken en een nacht in een Bedoeïenentent doorbrengen in de woestijn. Onze chauffeur is de vriendelijke Abdhou, die moeiteloos Frans, Spaans en Engels spreekt. De bergen van de Atlas zien we als grijze schimmen in de verte. Het land is droog en vlak, en de aarde is roodgekleurd. Langs de weg groeien grote lidcactussen met paarse bloemen, die als rijpe pruimen op de stekels lijken te zijn geprikt. Dorpen, bestaande uit rechthoekige huizen met kleine vierkante ramen, vallen amper op, doordat ze dezelfde kleur hebben als de omgeving. In elk dorp is wel een moskee, met een terracotta gekleurde minaret. 



De donkerbruine heuvels zijn spaarzaam begroeid met doornstruikjes, als groene zee-egels tegen de hellingen geplakt. We rijden over bruggen, die brede droge rivierbeddingen overspannen. Hier en daar klatert een smal stroompje over zwarte stenen. Het is druk langs de kant van de weg. Zwaarbeladen vrachtwagens kruipen tergend langzaam en ronkend tegen de helling op. We zien oude mannen met verweerde gezichten, die kalm op hun sjokkende ezels rijden, met beide benen aan één kant van hun lastdier. Kleine jongetjes laten schaterlachend hun ezel zo hard mogelijk over de weg galopperen. Moeders houden hun kleine kind bij de hand. Scholieren met rugzakjes huppelen in kleine groepjes naar huis. Vrouwen met grote witte zakken of enorme takkenbossen op het hoofd lopen moeizaam tegen de steile weg op. Er is een veemarkt met tientallen grijze, witte, bruine en zwarte ezels. 
Op diverse plaatsen is er politiecontrole. De arrogant ogende dienders dwingen veel respect af bij de chauffeurs en laten met korte gebaren auto's stoppen en weer verder gaan. Er worden in dit deel van het land mineralen en fossielen te koop aangeboden. Overal zitten er mannetjes met stapels stenen langs de weg. 



Er zijn winkels met uithangborden met ‘Mineraux et fossiles' erop geschilderd. Ook worden er grote schalen en geglazuurde tajines van aardewerk verkocht. De weg slingert door de geelbruine bergen, die er gekreukeld uit zien, met besneeuwde toppen in de verte. Er zijn herders met kleine kuddes schapen en geiten, die tegen de kale hellingen klauteren. De bergen worden steeds grijzer en kaler; we kijken naar een maanlandschap. Af en toe worden de grijze kleuren afgewisseld door de frisgroene kleur van velden met munt.
 
Per dromedaris naar de Bedoeïenentent
Aan de rand van Zagora stoppen we bij een paar winkeltjes om ‘verplicht' een sjaal te kopen tegen mogelijke zandstormen: we gaan nu per kameel verder naar onze Bedoeïenentent. Iets buiten de stad staat een aantal dromedarissen (éénbultige kamelen dus) gereed om de toeristen te vervoeren. 



Het begint al te schemeren als we vertrekken voor een tocht die ongeveer een uur duurt. De pootafdrukken van de dromedarissen zien er in het mulle zand uit als de bladeren van een waterlelie. Het is aangenaam warm en nagenoeg windstil als we onder een schitterende sterrenhemel door de stilte sjokken. De gekochte sjaal bleek gelukkig niet al te hard nodig. Voor de dieren uit lopen de begeleiders, die de dromedarissen aan een touw meevoeren. In de verte zien we de lichtjes van een paar tenten. Een vallende ster maakt het sprookjesachtige tafereel compleet. In een grote tent wordt frisdrank en thee geschonken en een maaltijd opgediend. Voor de liefhebbers is er na afloop nog een kampvuur, waar je kunt luisteren naar het geklap, getrommel en gezang van de jonge Berbers.
De volgende ochtend worden we al om 6:00 uur wakker gemaakt. De zon gluurt over de heuveltoppen en geeft de omliggende heuvels en bergen een zachte roze gloed. Nu zien we onze tenten in het kale, dorre landschap pas goed. 



Er groeit hier werkelijk helemaal niets. In de verte zien we een klein dorp met zandkleurige vierkante huizen oplichten in de zon. De dromedarissen liggen nog rustig in kleine groepjes in het zand. Wat een bijzondere dieren zijn het toch, gewoon mooi van lelijkheid! Al snel vertrekt de eerste groep toeristen weer; prachtig om de dromedarissen tegen een decor van witte flarden ochtendnevel en grijze heuvels te zien lopen. Na een prima ontbijt in de grote tent gaan ook wij weer weg. De gehele tocht worden we gevolgd door langpotige schaduwen. Uit het niets verschijnt een Berber op een brommer. We worden door meerdere jongens begeleid. Degene die ons groepje begeleidt bietst om sigaretten, maar vindt het ‘no problem' als we die niet kunnen aanbieden. Na een heerlijke rit van een uur, onder een strakblauwe hemel, zijn we weer terug bij de minibus. We worden er opgewacht door een groep kinderen. Van droge bladeren hebben ze figuren van kamelen gevouwen, waarvan we er een paar kopen. 



We willen vanuit de auto koekjes uitdelen, maar het hele pakje wordt ons uit de handen gegrist en een paar kinderen gaan er mee vandoor. Abdhou rijdt even later in rap tempo weer richting Marrakech.
 
Aït ben Haddou
We stoppen onderweg om te genieten van het uitzicht op de kashba van ‘filmstad' Aït ben Haddou. Tientallen rechthoekige, bruingekleurde huizen tegen een heuvel en elkaar aan geplakt, met ramen als gapende gaten. Bovenop de gele heuvel één eenzaam huis, een blokkendoos op een molshoop. Voor de stad ligt een groenstrook met hoge palmen en andere bomen. 
Bij de plek waar we stoppen staat een eenzaam huis van leem, waar souvenirs worden verkocht. 



In het zand zit een man met blauwe tulband met een paar slangen in zijn hand. We eten iets in een restaurant in een kale straat, die er uit ziet als een straatje uit een western. Dan lopen we via smalle straten naar een achteringang van de kashba. Tegen betaling van een paar dirham steken we op ezels een ondiep riviertje over. We gaan via steile trappen omhoog, door poortjes en nauwe gangen en langs winkels vol aquarellen en souvenirs. Het uitzicht op de zandkastelen van de stad beneden ons en de heuvels en bergen om ons heen is fabelachtig!

Van Marrakech naar Rabat met de trein
Na een overnachting in Marrakech lopen we 's ochtends naar het mooie moderne station en kopen treinkaartjes naar Rabat, onze tweede koningsstad. Bij het station wachten even in het heerlijke ochtendzonnetje, voordat de trein vertrekt. Het land is aanvankelijk grijs en droog, met slechts hier en daar kleine struiken. In de verte zien we kale heuvels. We passeren olijfboomgaarden. Witbruin gevlekte geiten zoeken in de berm hun karige kostje bij elkaar. Er staan groepen bomen met hoge dunne stammen. Tussen en tegen de heuvels, met dor gras begroeid, liggen dorpen met kleine huizen van leem. De minaretten zijn zonder uitzondering fel wit van kleur. Het land wordt vlakker, er zijn grote lappen grond die bewerkt zijn, maar waar nog niets groeit. Er zijn voetbalvelden op de kale zandgrond, met witte metalen doelen. De trein toetert onophoudelijk bij het passeren van onbewaakte overwegen.
Dan verandert het vlakke land in rode heuvels, nog spaarzaam begroeid. We zien vrouwen in lange rode en groene gewaden, zittend op ezels. De trein stopt regelmatig, een keer of acht. Een jochie van het compartiment naast ons komt steeds even nieuwsgierig naar die bleekneuzen kijken. 



Op het perron van het station van Settat staan dikke palmen met geribbelde stammen, als de poten van een olifant. Veel huizen van de dorpen en steden onderweg hebben schotels op het dak. We stoppen ook heel even in Casablanca, maar de trein verlaat deze stad met die zo exotische naam al na een paar minuten. Vlak voor we in Gare Rabat Ville aankomen, rijden we tientallen seconden door een stikdonkere tunnel.
 
Rabat
Binnen een paar minuten hebben we al accommodatie gevonden: een prettig doch eenvoudig hotel nabij een brede boulevard, met hoge palmbomen aan weerszijden. Daarna lopen we de Avenue Mohammed V helemaal af. Het eerste deel daarvan leidt door een nieuwer deel van de stad. De mensen zijn modern gekleed, de winkels hebben een westerse uitstraling. Er staan diverse kramen waar religieuze boeken worden verkocht. Dezelfde drukke straat loopt door de medina, maar verandert daar in een voetgangerspromenade. Ook hier zijn er vele winkels, maar zonder opdringerige verkopers als in Marrakech. Door een poort aan het eind van de weg komen we ineens op een enorme begraafplaats terecht, de Cimetière Al Shouhada. Alle drukte lijkt ineens mijlenver weg. Duizenden en duizenden grafstenen, van een nummer voorzien, staan op de heuvels met uitzicht op de Atlantische Oceaan en het stadje Salé. Zo indrukwekkend! Met kippenvel hebben we er rondgelopen.



Langs de boulevard aan zee zien we stoere jongens op skateboards. Op de woelige zee wordt gesurft. Verliefde stelletjes zitten hand in hand op een stenen muur. In de kashba drinken we vers sinaasappelsap. We dolen er door steegjes, waarvan de huizen en muren blauw en wit zijn geverfd. 



We zien een schitterende metershoge houten poort, uit de twaalfde eeuw. Er heerst een aangename rust, ondanks het grote aantal toeristen. Een schoenenverkoper laat zich gewillig door ons op de foto zetten. We lopen terug door de drukke medina, met tientallen winkels met kleding, souvenirs, tapijten, spelletjes, lampen, Cd's, Dvd's en waterpijpen. Midden op straat zit een man die kleine schilpadden verkoopt. Er zijn geen dierenwinkels in de buurt. Een oude blinde man schuifelt over straat met een stok in de hand en bedelt om kleingeld. Er worden losse sigaretten verkocht.
 
Van Rabat naar Fès met de trein
Op een terras tegenover het station drinken we verrukkelijke koffie en eten we omelet met stokbrood. De vriendelijke en vaardige ober draagt een donker pak, dat hem verscheidene maten te groot is. We zien een oude man helemaal voorovergebogen over de stoep lopen. Tegen een lange lantaarnpaal zit een schoenenpoetser te wachten.
In de trein komt een man langs met een karretje, waarop papieren zakjes met brood, bekers koffie en flesjes frisdrank staan. Hij tikt met zijn ring op de metalen rand van de kar om de aandacht op zijn koopwaar te vestigen. De vrouwen in de trein dragen allen een hoofddoek. De mannen zijn bijna zonder uitzondering gekleed in overhemd met daar overheen een trui of spencer.
We rijden door agrarisch gebied, met slechts wat dorpen en een enkele kleine stad met lage roze flats. In het grasland staan koeien en schapen. In de velden groeien cactussen. Hier en daar worden ze als afscheiding gebruikt. Rookpluimen kringelen omhoog. Een boer ploegt met twee ezels zijn akker. Hooi ligt opgeslagen als grote halve cilinders met plastic er overheen. Witte reigers schrikken op van de passerende trein, om even later opgelucht en traag hun weg te vervolgen. Groenbegroeide heuvels komen steeds dichterbij. Witte minaretten steken scherp af tegen de terracotta gekleurde huizen. Hoge agaven groeien langs een kiezelpad.  
Bij een station zien we verkopers van fruit: opengesneden appels met een inhoud die er uitziet als kleine grauwe bessen. Een man met een hoed van stro slaat zijn ezel met een stok vooruit. Links en rechts van het spoor zijn er uitgestrekte velden met lage druivenranken. Bij het station van Meknès steekt een bruingevlekte hond de rails over, met vrolijk krullende staart. Een jongeman met een honkbalpetje jaagt drie zwartbonte koeien over een zandpad. Dan komen we aan in Fès, onze derde koningsstad.


 
Fès
Met een taxi gaan we van het treinstation naar Place Batha. In deze buurt vinden we al snel een hotel, een perfecte locatie. Het is ook vandaag weer schitterend weer. Op één van de binnenplaatsen van het hotel genieten we van een lichte maaltijd en drinken er een ijskoud biertje, Flag Spéciale, bij. Daarna verkennen we de medina en raken binnen een paar minuten verstrikt in het web van de tientallen steegjes. We worden lange tijd gevolgd door een jongeman, die ons zijn diensten blijft aanbieden. Het is vrijdag en een aantal winkels is gesloten. De neergelaten luiken bieden een saaie aanblik. Hoeveel fotogenieker zijn de winkels die wel geopend zijn! Er staan verveelde mannen bij hun karren met fruit. We lopen onder lage poortjes door, langs prachtig versierde poorten en dikke, beslagen deuren. Er hangen grote sierlijke lampen, die aan de muren zijn bevestigd. De stegen zijn min of meer overdekt, met meters boven ons ‘plafonds' van houten roosters, stokken of bamboematten, tussen de muren links en rechts. Er zijn fonteintjes en kranen met stenen achterwanden in kleurig mozaïek. We zien er blijkbaar wel erg Nederlands uit, want overal om ons heen klinkt het: "Kijken kijken, niet kopen!”, "Allemachtig prachtig!” en "Kijken is gratis!” Haha!
Op een groot plein, geen idee waar we ons bevinden, zitten mannen en vrouwen op een lage muur, strikt gescheiden. De mannen zitten met wilde gebaren te kaarten, de vrouwen praten. 



Kinderen zijn er aan het voetballen en spelletjes aan het doen. Het avondeten gebruiken we op een terras in een drukke winkelstraat, en kijken naar de onafgebroken stroom toeristen die ons passeren. We drinken er frisdrank bij. Veel mensen drinken muntthee. De volgende ochtend gaan we vroeg op zoek naar de leerlooierijen, waar Fès zo beroemd om is. Al snel zijn we in de buurt en ruiken we de misselijkmakende, penetrante ammoniakgeur. 



Ezels overladen met huiden worden door de stegen gejaagd. Je moet snel maken dat je uit de weg komt! Overal worden we door jonge mannen aangesproken om met hen de ‘tanneries' te bekijken. Via een aantal winkels met leren tassen, jassen en puntschoenen kijken we - vanaf de bovenste verdieping - uit op de vele groepjes ronde kleurbaden, met een rode, witte, licht- en donkerbruine, witte, gele of grijze substantie erin. Mannen staan tot aan de knieën in de stinkende drab en leggen huiden over de rand van het bad. Wij – verwende toeristen - krijgen, meters boven de zwoegende werklui, takjes met muntbladeren tegen de stank. Gele huiden liggen op platte daken te drogen. Zwarte en bruine huiden hangen buiten een veranda. In een continue stroom worden nieuwe huiden geleverd door tientallen ezels. Een niet te vergeten schouwspel. 



We gaan opnieuw de medina in. Er is een gedeelte waar alleen metaal wordt bewerkt. Handige handwerklieden bewerken ronde schalen. Anderen bekloppen stukken koper. Een ander deel van de wijk staat geheel in het teken van leer. En weer een ander stuk bestaat voornamelijk uit kledingzaken. Allerhande koopwaar wordt per ezel bij de winkels bezorgd. Een jonge verkoper foetert een oude ezelrijder uit, die met hangende schouders afdruipt. Er staan grote grijze metalen emmers met kruiden erin, in allerlei kleuren. Een onwillige muilezel vol met vastgesjorde gasflessen sjokt voorbij, voortgetrokken door een gerimpelde man op gymschoenen. Er zijn slagers met enorme hompen vlees, waarvan je niet eens kunt zien van welk deel van welk beest het afkomstig is. Een afgehakte kamelenkop hangt aan een haak. Verderop liggen bloederige geitenkoppen op een schaal, met uitgedoofde blauwe blik en de tong uit de bek. Prachtig glimmende, trotse kippen zitten doodstil bovenop kooien, met de poten vastgebonden aan de spijlen. Witte kippen worden ter plekke in een winkeltje geslacht. 



Met doorgesneden keel worden ze ondersteboven in een koker gezet om leeg te bloeden. In viswinkels liggen bakken vol met starende grijze sardientjes en langwerpige aalachtige vissen. 
We verdwalen opnieuw en komen meermalen op dezelfde plek terug. In sommige stegen hangen tientallen jongens rond. Er is geen toerist te bekennen. Een oude man, die zit te bedelen, ziet er klein en nietig in de hoge poortopening. Op goed geluk lopen we wat stegen in, slaan een paar keer een hoek om en zijn ineens weer in een drukker deel van de medina. Op een plein houden we een kleine rode taxi aan, met op het dak een vierkant bagagerek waar op de gele zijkant met zwarte letters ‘Petit taxi' staat. Binnen een paar minuten zijn we weer bij het hotel. 
De volgende ochtend werpen we nog een laatste blik uit het raam. Dan gaan we met onze bagage naar buiten en wachten op de taxi, die ons naar het vliegveld zal brengen.